Darmkrampjes of obstipatie

Darmkrampjes en obstipatie (moeite met poepen) komen bij de zuigeling vaak voor. Dat heeft onder andere te maken met het nog onrijpe maag-darmstelsel, dat als het ware zal moeten wennen aan het verwerken van voeding. Vaak zie je dat de darmproblemen rond de tweede week ontstaan en dat er een piek is rond de zesde week.
Osteopatisch gezien is de tiende hersenzenuw van belang, de zogenaamde nervus vagus (de ‘zwervende’ zenuw). Deze ontspringt in de hersenstam en verlaat vervolgens de schedel om een groot gedeelte van het maag-darmstelsel aan te sturen. Wanneer er ergens in het verloop van deze hersenzenuw een verhoogde spanning bestaat, bijvoorbeeld ter hoogte van de nek, de slokdarm of verderop in de buik, dan kan dat een effect hebben op de werking van deze zenuw en daarmee op de werking van de darmen.
Verder kan de osteopaat ook de spanning in de buikorganen zelf onderzoeken en indien nodig verminderen. Hierbij kunt u vooral denken aan maag (bijvoorbeeld ook bij reflux), de twaalfvingerige darm en ook de dikke darm.

Osteopathie bij een baby met darmkrampjes of obstipatie

Tijdens de bevalling werken er flinke krachten op het lijfje van de baby in. Daarbij komt de meeste kracht op de schedel(basis), de schoudergordel, de overgang van borstwervelkolom naar lendewervelkolom en op het heiligbeen. Als daarbij dan ook nog eens sprake is van een hele snelle bevalling (grote krachten in korte tijd), of juist een vrij lange bevalling (langdurige inwerking van krachten op het lijf, met eventueel de overgang naar een vacuüm- of een tangverlossing of keizersnede), dan kan dat leiden tot bewegingsverliezen of spanningsvelden in het lijfje van de baby. Dat heeft dan vervolgens weer invloed op de functie van de eerdergenoemde hersenzenuw.
Deze spanningsvelden zullen ook werken als stoorzenders in het lijfje van de baby, waardoor hij of zij letterlijk niet lekker in zijn of haar vel zit. Dit kan dan op zich weer leiden tot onrust of in sommige gevallen tot een zogenaamde huilbaby.

Behandeling

Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat met name hoofd, nek en schoudergordel, maar ook bijvoorbeeld de buik en borstkas van belang zijn om te onderzoeken. Het gaat dan om het opsporen van bewegingsverliezen of spanningsvelden in deze gebieden. Ook de rest van het lijfje zal worden onderzocht op beweeglijkheid.
Vervolgens zal, met behulp van rustige handmatige technieken, getracht worden de bewegingsverliezen in gewrichten, organen en omhullend weefsel van het zenuwstelsel weg te nemen. Op die manier worden de stoorzenders uit het lijf verminderd en of weggenomen, zodat het lichaam als geheel weer beter zal kunnen functioneren.

De ervaring leert dat baby’s vaak erg snel reageren op de behandeling. Dit houdt in dat na maximaal drie behandelingen een duidelijk verschil in de klachten te merken zal moeten zijn.